Contour

  

WE CREATE, CONNECT AND GUIDE

Belgian Artists Abroad, Foreign Artists and Royalty Payments: Some Tax Planning Guidance

For the purposes of this article, we discuss the tax scenario of a foreign artist or a Belgian Artist living abroad but participating in a Belgian exhibition. We deal with this question on the basis of three sub-questions.  The first question is whether a copyright remuneration under Belgian law can be claimed. The second question concerns which part of the contractual remuneration can be considered as an author’s remuneration. Finally, we examine whether the artist living in another EU member state risks double taxation. The remuneration that the artist receives for participation in international art festival can be qualified as a movable income if there is income obtained as a result of a transfer of copyrights. If the exhibition agreement provides for a transfer of copyrights, one can claim a copyright payment. This is the basic rule of the favourable tax regime laid down in article 17 §1 , 5° WIB. This principle is further explained by Circular 13/2014 which stipulates that the qualification of the income is determined according to the legal and factual data specific to each case. If the work of art is specifically made for the exhibition, this means that a part of the performance must always be charged as compensation for delivery of the artwork. A full payment in copyrights is then not possible. Where appropriate, a contractual breakdown of the remuneration (performance/custody rights) must be made. If such breakdown is not available, the Belgian tax authorities consider the payment as compensation for delivery of the artwork. If the artwork comes from the artist’s portfolio and is exclusively selected by the curator, it is possible to qualify a payment as copyright only. if the contract only provides for a transfer of copyright and not for the performance of the artist, then the full payment is deemed to relate to the assignment or concession of copyrights or neighbouring rights, as determined by the circular letter. Apart from the qualification under domestic law, there is also the international tax aspect.  The fact that a lump-sum payment is made and not a repeated payment is, according to most double tax treaties, not an obstacle to being considered as a ‘royalty’ or author’s remuneration. More problematic is the double taxation that is sometimes possible. A Belgian artist abroad or foreign artist is, according to Belgian law, taxed on all income of Belgian origin provided the debtor of the royalty is subject to Belgian taxation.  This might lead to possible double taxation issues with the member state where the artists resides. The tie breaker in the OECD tax treaty is the residence. Taxation is exclusively levied, as a rule, in the state were the beneficiary is located If, however, Belgium authorities (or the artist for tax planning purposes) can prove the existence of a representative (e.g. an art gallery) or the establishment of a studio in Belgium, Belgium can levy taxes. However, even if no permanent establishment is available, some treaties provide that the home state is to a certain extent still allowed to levy taxes (e.g. Italian treaty provides a cap (5%) on the levy of taxes on movable income by the state where the income originates).

Authenticatie: verhoogde zorgvuldigheidsplicht

Er beweegt momenteel veel op vlak van authenticatie. Recent is er een vereniging opgericht in Londen die als taak heeft om al diegene die zich op professioneel vlak bezig houden met het opstellen van catalogues raisonnés te ondersteunen. Iedereen weet dat het opstellen van een catalogue raisonné aardig wat juridisch onderzoek vergt (aansprakelijkheid, auteursrechten, enz). Een catalogue raisonné kan aanleiding geven tot twee types van aansprakelijkheid: de aansprakelijkheid in het kader van de verhandeling van een werk dat in de catalogue raisonné verkeerdelijk als authentiek stond vermeld en een tweede aansprakelijkheidsvorm groepeert de vorderingen van eigenaars wier werk niet in een nieuw verschenen catalogue raisonné werd opgenomen. Dergelijke aansprakelijkheidsvordering worden behandeld op basis van het zorgvuldigheidsprincipe. Indien de auteur van de catalogus te goeder trouw alle noodzakelijke maatregelen heeft genomen voor een zorgvuldige oordeel te vellen, zal zijn aansprakelijkheid niet in het gedrang komen. De auteur zal het standpunt innemen dat het om een onverbindende opinie gaat terwijl de benadeelde eigenaar zal oordelen dat er sprake is van een soort van verbindende toeschrijving. Omwille van de a-commerciële context waarin de catalogue raisonné vaak tot stand komt, wordt de aansprakelijkheid echter niet snel aanvaard onder Belgisch recht. Het is desondanks raadzaam om in de situaties waar een eigenaar van een kunstwerk vraagt om het kunstwerk op te nemen in de catalogue raisonné, de eigenaar een document te laten ondertekenen waarin wordt bepaald dat de auteur zich vrijwaart voor aansprakelijkheidsvorderingen. . Recent is de wettelijke legkaart rond het aansprakelijkheidsregime uitgebreid met een wet die misbruik van een economische afhankelijkheid sanctioneert. Door die wet verliezen contractuele vrijwaringsclausules aan rechtskracht. De nieuwe wet is van dwingend recht waardoor er niet kan worden van afgeweken. De wet bepaalt dat de weigering van aankoop, verkoop of andere contractvoorwaarden een misbruik van de economische afhankelijkheid van een onderneming kan uitmaken. De kans is vandaag dus groter geworden dat de auteur van een catalogue raisonné, die een zekere machtspositie uitoefent omwille van de economische impact die een catalogue kan hebben op de marktwaarde van de kunstwerken van een kunstenaar, dus een grotere zorgvuldigheid in acht dient te nemen teneinde aansprakelijkheid onder de nieuwe wet te ontlopen. Tot zover de a-commerciële authenticatie in het kader van een catalogue raisonné. Eigenaars die een kunstwerk in consignatie geven aan en veilinghuis of kunstgalerie met het oog op een doorverkoop, kunnen ook het veilinghuis of de galerie aansprakelijk houden indien achteraf blijkt dat de toeschrijving die het veilinghuis of de galerie hanteerde verkeerd was. Een galerie of veilinghuis is juridisch een commissionair. Een commissionair is gehouden zich zorgvuldig van zijn dienstverlening te kwijten, zowel op het vlak van de te stellen rechtshandelingen, als wat betreft alle accessoire materiële handelingen die daarbij verondersteld zijn (bijv. authenticatie). Het is dus raadzaam in contacten met inbrengers een clausule op te nemen die het veilinghuis of de galerie vrijwaart voor aansprakelijkheidsvorderingen van de eigenaar van het kunstwerk dat door bemiddeling van het veilinghuis of de galerie wordt verkocht. Die vrijstelling van aansprakelijkheid is slechts mogelijk in de relatie inbrenger en veilinghuis/galerie. In de relatie tussen de koper van het kunstwerk en het veilinghuis/galerie botst dergelijke vrijstelling van aansprakelijkheid op de bepalingen die zijn opgenomen in de wet op de consumentenkoop. Indien er kunstwerken worden verkocht aan consumenten, is het derhalve aangewezen extra voorzichtig te zijn in de toeschrijving die het kunstwerk meekrijgt. Het argument ‘u koopt wat u ziet’ gaat niet op in een consumentencontext. Het risico bestaat met andere woorden dat u zich blootstelt aan een aansprakelijkheidsvordering vanwege de koper omdat hij niet heeft gekocht wat u als veilinghuis of galerie meende te verkopen. In een professionele context, gelden die garanties wel op voorwaarde dat hij de te goeder trouw is. Met andere woorden indien de koper aantoont dat het veilinghuis te kwader trouw is, vervalt de vrijstelling van aansprakelijkheid. Die kwade trouw wordt bovendien vermoed aanwezig te zijn bij beroepsverkopers zoals veilinghuizen en galeriehouder. In andere woorden, de galerie en het veilinghuis zullen slechts aansprakelijkheid kunnen ontlopen indien ze zelf het tegenbewijs leveren van hun onoverwinnelijke onwetendheid of van het onnaspeurbaar karakter van het authenticiteitsgebrek.

Kunstenaar en galerist: onwennigheid troef

Als de relatie tussen kunstenaar en galeriehouder vaak een emotionele relatie is, is de juridische relatie over het algemeen één van koop-verkoop of bruikleen. Onder de koop-verkoop paraplu, koopt de galerie meestal een werk van de kunstenaar en verkoopt dat, op zijn beurt, door. In een bruikleen context, geeft de kunstenaar een kunstwerk in bruikleen aan een galerie op een exclusieve of niet-exclusieve basis met als doel dit tentoon te stellen en te verkopen. In dit laatste scenario, blijft de eigendomstitel bij de kunstenaar tot de verkoop voltrokken is. De galerie handelt als een vertegenwoordiger waardoor hij bepaalde vertrouwensplichten heeft ten aanzien van de kunstenaar. Moeilijkheden ontstaan wanneer de partijen verschillende interpretaties omtrent hun relatie hebben, vaak omdat er geen geschreven overeenkomst is, of, als er een overeenkomst is, die nalaat de werkelijke relatie tussen de partijen te weerspiegelen of de partijen gewoonweg de juridische implicaties niet begrijpen. Mogelijke spanningen kunnen ontstaan omdat galeries worstelen met het bekomen van exclusiviteit en het bij zich houden van kunstenaars en kunstenaars, langs hun kant, vechten voor transparantie en tijdige betalingen. Volgende situatie komt vaak voor, maar kan perfect vermeden worden door het zorgvuldig redigeren van een overeenkomst. Het gebeurt vaak dat kunstenaars willen scheiden van hun galeriehouder omwille van uiteenlopende ambities. Geconfronteerd met het verzoek tot beëindiging van hun werkrelatie, zou een geërgerd galeriehouder als verweermiddel zich dan kunnen beroepen op de handelsagentuurwet, Die wet geeft hem het recht op een vergoeding die moet betaald worden door de kunstenaar omdat de kunstenaar een aanzienlijk groter klantenbestand kan aanboren dan vóór de samenwerking met de galeriehouder. Dit verweermiddel is niet zaligmakend. De manier waarop de samenwerking in de praktijk vormt krijgt kan een hinderpaal vormen voor toepassing van de handelsagentuurwet. Bovendien moet de relatie tussen galeriehouder en kunstenaar duurzaam zijn. Bij tijdelijke samenwerkingen, gelden eerder de regels van vertegenwoordiging. Evengoed kunnen relaties uiteraard worden stopgezet omdat de samenwerking niet vlot verloopt. Het laattijdig betalen van verschuldigde koopsommen komt vaak voor. Het is niet denkbeeldig dat een kunstenaar schuldvorderingen heeft op galeriehouders ingevolge verkopen van kunstwerken die niet tijdig werden betaald. De galeriehouder zal in dat scenario misschien wel betaald zijn door uiteindelijke klant, maar heeft de fondsen dan aangewend om eigen schulden te voldoen waardoor de betaling aan de kunstenaar op de lange baan geschoven. Als de kunstenaar een vertrouwensrelatie heeft met de galerie (hij wordt er door vertegenwoordigd) druist die laattijdige betaling in tegen haar vertrouwensplicht ten aanzien van de kunstenaar. Anders is het wanneer de kunstenaar slechts een louter tijdelijk samenwerkingsrelatie heeft met de kunstenaar. In die laatste situaties is het belangrijk om als kunstenaar verkoopsvoorwaarden te kunnen voorleggen die op de verkoop van de kunstwerken van toepassing zijn. Als je een kunstenaar als een ondernemer beschouwt, is dit niet zo een vreemde redenering. Integendeel, het zou het afdwingen van zijn rechten veel eenvoudiger en efficiënter maken. Onder het motto voorkomen is beter dan genezen, is het uiteraard aangewezen bepaalde afspraken contractueel vast leggen om ongewenste verrassingen te vermijden. Overeenkomsten tussen kunstenaars en hun galerie zijn niet waterdicht maar kunnen beide partijen toch enige zekerheid geven